Op de zenclub hadden we vorige week een thema-avond ademhaling. Misschien wel aardig om het nog eens op een rijtje te zetten. Met wat jatwerk uit Sekida, daar heb ik veel aan gehad toen ik voor ’t eerst naar het klooster ging.
Kijk, je kunt in zazen gewoon normaal ademen. Als je net begint met zitten, schrik je je misschien al dood dat je überhaupt ademt. En als je daar dan op let (in principe de bedoeling), is het lastig genoeg om het natuurlijk te houden. Is dat zo, hou het daar dan bij.
Shikantaza
Als zelfs dat niet lukt en je ademhaling gaat raar lopen doen, neem dan stiekem de shortcut naar shikantaza (‘alleen-maar-zitten’), Soto-style. In feite het moeilijkste wat er is in zenland, want je richt je aandacht op niets specifiek. Maar in ieder geval hoef je dan niet één te worden met je ademhaling. Je zit je gewoon stil te zitten, dat is alles. Misschien laat je dan meer het omgevingsgeluid door je heen gaan bijvoorbeeld, of wat er maar voorbij komt. Spiegelen, het zien, het zijn en er niks mee doen is het devies daarbij.
Maar goed, dat te doen zonder af te dwalen in eindeloze zijwegen van je denken is hondsmoeilijk. Dus als het even kan, volg je ademhaling, val ermee samen. Volgen betekent niet van beneden naar boven en weer terug, maar gewoon de rustige golfslag in je onderbuik. Dat is ook je basis in zazen. Focus in je onderbuik, met name op je zogenoemde tanden (spreek uit tan-dèn) of hara, een plek zo’n vijf centimeter onder je navel. Neem je bekkenbodem mee. Die streek, dat gebied. Hoe lager je ‘zit’, hoe steviger. Maar maak er ook weer geen halszaak van (geintje), niet te geforceerd. Je zit met je hele lichaam tenslotte, maar als basis is de onderbuik wel ok.
Soms kom je in het begin niet verder dan je middenrif, dan lijkt het alsof je adem niet lager kan. Gewoon rustig blijven ademen, komt vanzelf.
Alleen maar één
Om je aandacht een handje te helpen, kun je je ademhaling ook tellen. Vaak hoor je ‘van 1 tot 10, op de uitademing, elke uitademing is een tel’. Maar goed, je hoeft nergens heen, ook niet naar 10, dus waarom niet gewoon één, op elke uitademing? Eééééénnnnn, adem in, éééééénnnnn en zo verder. Eerder één ‘worden’ dan alleen maar één tellen.
Dat brengt ons direct bij één van de mooiste koan in zen, een koan die Kobori Nanrei van Ryōkōin (een subtempel van Daitokuji in Kyoto) gaf als mensen diep genoeg ‘ééééénnnn’ zaten:
‘Alles keert terug naar het ene. Waar keert het ene naar terug?’
Fantastisch! Ja, het ene keert ook terug. Waar naartoe? Een onovertroffen serum tegen het vigerende virus van eenheidsbewustzijn als laatste principe.
Maar ik dwaal af. Het tellen van je uitademing dus.
Verlengen
Als je tot zover bent gekomen en het gaat goed en het blijft natuurlijk, kun je kijken of je langzamerhand wat meer nadruk kunt leggen op je uitademing. De uitademing verlengen en tegelijk kracht geven in je onderbuik.
Een goeie oefening daarvoor, die je ook kunt doen de eerste drie tot vijf uitademingen als je begint met zitten: uitademen door een tuitje van je lippen. Tweesnijdend zwaard: je verlengt de uitademing, en je voelt direct de kracht, de stevigheid in je onderbuik, dus daar heb je dan ook direct contact mee.
Tip hierbij, en ook voor het vervolg: het eerste stukje van je uitademing niet tegenhouden maar gewoon laten gaan. Pas na een bepaald punt kun je beginnen met verlengen. Laat het vooral natuurlijk blijven, ook als je er iets mee ‘doet’.
Subtiele spanning
Aandacht in zazen kan verdiepen door de subtiele kracht die je genereert in je onderbuik. Er ontstaat een gezonde spanning door het naar buiten duwen van je onderbuik bij de uitademing, en doordat je het middenrif laag houdt bij het verlengen van je uitademing. Het gevoel kun je vergelijken met het onder water duwen van een grote rubberen bal.
Als je de uitademing verlengt, kun je dat misschien niet iedere keer heel diep doen, want dan kom je op den duur lucht tekort. Dus: één keer langzaam maar diep uitademen, daarna een paar keer ‘bijtrekken’ (kortere in- en uitademing), dan weer ‘vol gaan’. Dat is steviger dan steeds middelmatig lang uitademen. Het laatste stuk van je uitademing geeft namelijk het meeste ‘aandachtskracht’, een goeie basis voor samadhi, een diepe, natuurlijke aandacht. En die wordt niet verstoord door de relatief korte ademhalingen daar tussendoor.
Bamboe
Ok. Heb je dat, dan kun je nog een slag maken. Bij elke aanzet van de uitademing ontstaat namelijk ook spanning in de onderbuik. Vergelijk het met het duwen tegen een deur die niet goed opengaat, maar dan wat subtieler. Nou, misbruik dat gerust en probeer eens de zogenoemde ‘bamboe-ademhaling’: stukje uitademen, even stilhouden, weer een stukje uitademen (waarbij je dus opnieuw aanzet), even stilhouden, uitademen, enzovoort. Gesegmenteerd als een bamboestengel, elke aanzet genereert opnieuw kracht in je onderbuik. Misschien niet iets om een hele zit vol te houden, maar wel om de basis te leggen in het begin van een zazen-periode.
Daarna kun je het loslaten. Gewoon zitten zijn, met een stevige basis in je onderbuik, en de adem komt en gaat, soms heel dun en subtiel, maar tegelijk heel krachtig.
Tot slot
Zazen is in vijf minuten uit te leggen, maar het zitten ontwikkelt zich je leven lang. Soms ontdek je nieuwe dingen en diepten.
Waarom iets ‘doen’ met je ademhaling? Je kunt je denken niet met je denken stiller maken. Je kunt het alleen ‘van onderaf’ laten bezinken, door een stevige zithouding en door een goeie, krachtige ademhaling. Is toch wel handig om een stabiele basis te hebben in het zitten, juist in onze drukke lekenlevens. Overigens, zoals gezegd, ook in de intensiteit van het klooster kun je er hiermee vol middenin gaan zitten.
Wat ‘werkt’ is voor iedereen en misschien ook op elk moment anders. Pak eruit wat je aanspreekt, experimenteer wat, en is het niks, dan laat je het gewoon.
Iets vergeten? Vragen? Laat ’t weten. En verder: why not try this at home?
Meer lezen? Sekida.