Op 26 juli hield ik de lezing Belichaamde Leegte, over zen in de kunst van Marije ter Weele. De uitgewerkte versie verschijnt hier in vier delen. Vandaag deel III – ‘Ma’ in de Japanse kunst.
In de vorige aflevering was het de stilte die werd geaccentueerd door klank, de ruimte die tastbaar werd door vorm. De andere kant op kan ook, het is onderscheidbaar maar onscheidbaar: ruimte die vorm accentueert, stilte die klank leven geeft, de ‘rust’ in de muziek.
Een klassiek voorbeeld van ruimte die vorm geeft aan vorm is de Japanse tokonoma. Een nis, een lege ruimte (letterlijk: toko = vloer, bed; ma = ruimte, kamer) in huis, met een enkele vorm, bijvoorbeeld een scroll en een ikebana-stuk.
Hasegawa
Het mooiste voorbeeld van ‘ma’ in de beeldende kunst is misschien wel het kamerscherm Shōrin-zu byōbu (松林図 屏風) van Hasegawa Tōhaku (1539 – 1610) . Ter vergelijking, bij ons leefden rond die tijd Pieter Breughel de Oude (1525/1530 – 1569), Jan van Scorel (1495 – 1562) en graveur / tekenaar Jan Saenredam (1565 – 1607).
Het kamerscherm geeft de suggestie van ruimte en diepte, een paar dennebomen zijn getekend, en verder lijkt het een landschap in mist. Een ‘quiet, reserved aesthetic’, schreef iemand erover. Dit kamerscherm is een National Treasure van Japan. Hasegawa was leerling van onder andere Sesshū Tōyō’s directe opvolger Toshun.
Sesshū
Sesshū (1420 – 1506, bij ons leefde Jeroen Bosch rond die tijd) trainde in een Rinzai-zenklooster. Hij zou eigenlijk tempelpriester worden, maar had een enorme drang om te tekenen. Een legende zegt dat hij straf kreeg omdat hij ongehoorzaam was en niet genoeg toegewijd aan zijn zentraining. Hij werd vastgebonden aan een pilaar in de tempelhal. Na een tijdje kwam een priester om hem te checken. Die sprong op van verrassing: er zat een muis vlakbij Sesshū’s voet. Of toch niet? Het bleek een tekening van een muis, die Sesshū met zijn tranen had gemaakt.
Sesshū wordt uiteindelijk de beroemdste Japanse landschapsschilder. Waar Vivaldi bij ons enkele eeuwen later de vier seizoenen componeerde, tekende Sesshū ze. Een scroll van 15 meter lang (!) waarin hij de seizoenen in landschappen tot leven brengt. Ook hierin speelt ‘ma’ een centrale rol. Een indruk krijg je hier (scroll naar beneden voor vergrotingen), hoewel dit de zogenoemde ‘korte scroll’ is (11,5 meter…). Van die van 15 meter, die nog beroemder schijnt te zijn, vond ik helaas geen voorbeeld online.
Terug naar Hasegawa. Hij bestudeerde de scrolls van Sesshū en deed dat in… Daitokuji! De plek waar Marije zat (zie deel I van de lezing), is exact de plek waar Hasegawa zijn inspiratie vond.
Zenga
De appel valt dus niet ver van de boom! En niet alleen dat.
Van de 14e tot en met de 16e eeuw, in de Muromachi periode (1392 – 1568), waren lokale heersers, de Daimyō, machtig. In die periode was de maatschappelijke invloed van zen groot. Priesters hadden administratieve taken en adviseerden de machthebbers.
Toen Japan een eenheid werd onder het Tokugawa Shogunaat, vanaf het begin van de 17e eeuw, nam de invloed van zen af. Het Confucianisme nam de rol van zen in de maatschappelijke context over. Door de relatieve rust onder het Shogunaat werd het land welvarend. Alleen echt toegewijde beoefenaars werden nu nog aangetrokken door zen.
Wat bleef over, wat deden de zenmeesters in die nieuwe tijd? Ze trainden monniken, die kwamen voor zen en niet voor status, én hielden grotere bijeenkomsten, open voor het brede publiek.
Voor beide doelen gebruikten ze zenga, kalligrafie en inkttekeningen, als inspiratie bij zazen en als gids naar ontwaken. Ook dat begon in Daitokuji, een klooster dat meer gelieerd was aan de keizer dan het Shogunaat. En ook in Japanse (zen-)kalligrafie speelt ‘ma’, de synergie van ‘positieve’ en ‘negatieve’ ruimte, een vitale rol.
Ikkyū
150 jaar eerder leefde de excentrieke monnik Ikkyū Sōjun (1394 – 1481) in Daitokuji. Die deed dat al, kalligrafie gebruiken als inspiratie en aansporing. In de kalligrafie hierbij begint Ikkyū in een formele stijl, en gaat hij over op een meer informele, afgekorte stijl, vanuit een grote drang en dynamiek.
Klik hier voor meer info over deze kalligrafie van Ikkyū
Paired calligraphic scrolls in Ikkyū’s hand
諸悪莫作 衆善奉行 (七仏通戒偈 Admonition of the Seven Buddhas; first two lines)
Shoaku makusa, shūzen bugyō – “Abjure all evil [right], practice all good [left]” at 眞珠庵 Shinjū-an, 大徳寺 Daitoku-ji, Kyoto.
There is a famous epigram that supposedly expresses a quintessential doctrine shared by Sakyamuni and the six Buddhas who are said to have preceded him. This “Admonition of the Seven Buddhas” is rendered in four lines of verse:
Sabba pāpassa akaranam
Kusalassa upasampadā
Sacitta pariyodapanam
Etam Buddhāna sāsanam.
諸悪莫作 (しょあくまくさ) Abjure all evil;
衆善奉行 (しゅうぜんぶぎょう) Practice all good.
自浄其意 (じじょうごい) Purify the mind.
是諸仏教 (ぜしょぶつきょう)This, all Buddhas teach.
The calligrapher, the famous Rinzai priest Ikkyû, brings the couplet into a visual performance by beginning at the top of each line with a (relatively) straightforward shin style rendering. As the line is written down the scroll, though, the script style changes to gyô and finally sô style. Changes in script style exhibited like this, in a single line of calligraphy, perform for us, each time we see them, the writing itself, by making visually apparent the movement of the writer.
In the kanji at the bottom of each scroll you see areas of white left untouched as the brush, now partly emptied of its ink, speeds through the requisite stroke. These areas within the stroke are called “flying white.” To produce them on mulberry paper or silk like this requires speed and resolution in creating the stroke in question. It manifests a preconscious bodily understanding of how the kanji is to be written, and in peformance itself, offers not time for reflection, much less hesitation. The spontaneity captured here is something much prized in Japanese art.
(Bron niet bekend, overgenomen vanaf terebess.hu)
Ikkyū’s dynamische stijl is heel anders dan die van zijn tijdgenoten en had grote invloed op de generaties zenmeesters van Daitokuji – en andere kloosters – na hem. Tot in de huidige tijd.
Lees ook:
Een leven lang in het bamboebos (interview met Marije ter Weele)
Belichaamde leegte I: Doors of Daitokuji