Drie dingen. Allereerst een heel mooi en vervullend 2015.
In een vroege toespraak zegt de nog jonge Hakuin:
Vannacht eindigt het oude jaar. Morgen begint het nieuwe. In huizen in heel het land doen mensen hun mooiste kleren aan om het te verwelkomen. Boven elke deur zijn jonge denneboompjes neergezet, en mandarijnen met groene blaadjes. Maar zelfs op zo’n moment, is er niet een plek van vitaal belang, volledig onaangeroerd door nieuw of oud? Wat is het?
[Hakuin Zenji: Poison Blossoms from a Thicket of Thorn, translated by Norman Waddell, p. 19]
Dat samen te ontdekken is mijn wens voor 2015. Vandaar geen zen.
In ’92 was ik in het klooster rond oud en nieuw. De monniken maken dan mochi, kleverige bollen van fijngestampte rijst. Dat stampen gaat in een zwaar stuk boomstam waarin aan de bovenkant een kom is gemaakt. De rijst wordt gekookt en in de kom gekiept. In de monumentale kloosterkeuken, die dampt van stoom, sloegen we de rijst daarna aan gort met grote houten hamers, met z’n drieën, de één na de ander. Een vierde monnik fatsoeneert af en toe de rijstbal, met gevaar voor eigen handen. Timing is alles.
Ze zeggen in Japan dat er op de maan een konijn woont dat mochi maakt. Kijk maar eens bij volle maan, dan zie je ‘m stampen.
Vlak voor de jaarwisseling zetten de monniken stilletjes mochi met een mandarijn erop in allerlei hoekjes van het klooster. Zelfs op het venster van ons primitieve urinoir. Ook dat is een plek om te eren. Ons lekenkamertje werd niet overgeslagen, Chris en ik kregen allebei een eigen setje. Chris was een jonge Canadees met weinig zen-ervaring. Dat brak ‘m flink op, af en toe. Maar voedsel was hoe dan ook vreugde. “Kijk Ron!”, riep hij uitzinnig toen we terugkwamen van het werk, “Eten!!” Ik probeerde uit te leggen dat dat waarschijnlijk een offer aan de hongerige geesten was of aan wie dan ook, maar in ieder geval niet aan ons. Het kostte enige moeite, maar uiteindelijk leek Chris overtuigd. Hoewel: “Nou ja, in ieder geval kunnen we die mandarijn opeten!”
De niet-tentoongestelde mochi (we hadden echt heel veel gemaakt) werden verwerkt in de noedelsoep die we ’s morgens aten vóór we uit bedelen gingen. Een bak soep met een kleverige, elastieken bal op de bodem. Zie het maar weg te krijgen. Er schijnen jaarlijks Japanners te stikken in die dingen [ook dit jaar; check dit bericht op nu.nl]. Ondanks dat waren de monniken onverdeeld positief: “This is Japanese mochi. Very delicious!” Chris en ik snapten het niet, het smaakt nergens naar. Running gag: “Very delicious. Very tasteless.” Alleen op onbewaakte momenten uiteraard.
Tot zover oud en nieuw in een Japans zenklooster. Waarover nog veel meer te vertellen valt, zoals het luiden van de kloosterbel (lootje scoren en dan mag je één van de 108 slagen doen), drie dagen vrij (!) en het reciteren van de hele soetraverzameling, waarbij flink wordt geschreeuwd en de monniken de soetraboeken één voor één heen en weer waaieren en daarna met een paar harde klappen terzijde leggen. Efficiënt, en ze zijn direct weer eens van stof ontdaan.
Een beetje afgedwaald in herinneringen. Dit was eigenlijk nog maar één ding van de drie. Nu nog meer doen, is teveel. Dus ding twee (Buddha in our time) en drie (waar gaan de eerste geen zen-praatjes over) houd je tegoed. Morgen is er weer een dag!