Misbruik van misbruik

Posted on 18 januari 2015


Negentig Amerikaanse zenleraren hebben een brief ondertekend. Ze schrijven dat het goed is dat het nieuws over ‘misbruik van macht en autoriteit [zoals] door zenleraar Eido Shimano en anderen’ naar buiten komt. En ze willen misbruik door zenleraren in de toekomst voorkomen. Check het artikel in de Huffington Post erover hier en de brief hier.

Objectief gezien kun je het daar moeilijk mee oneens zijn. Goed dat ze geen misbruik willen. Wel jammer van de ronkende psychologentaal in de brief. En de oplossing die wordt voorgesteld (‘national standards on behavior and oversight’) vind ik contraproductief. Het is de verkeerde oplossing voor een heel, heel ernstig probleem.

Dat schreef ik op Facebook, en toen kreeg ik de vraag wat dan wel. Dat is meer iets voor een goed gesprek, maar kort en losjes: het gaat volgens mij in de richting van openheid en een heldere blik bij beoefenaars. Zwijg niet, laat je niet compromitteren omwille van de dharma of iets vergelijkbaars dat je van zo’n foute leraar zou gaan krijgen. Bij ‘leraren’ is een hevige, nietsontziende eerlijkheid nodig, ontvankelijkheid voor kritiek en de bereidheid om aan dingen te werken en/of conclusies te trekken over je rol en ‘positie’. In het kort, een effectieve deconstructie van het hele circus. Kernwoorden daarbij zijn oprechtheid en menselijkheid.

Bij de centrale jury (‘central authorizing body’) die in de brief wordt voorgesteld krijg ik nare bijsmaken en inquisitie-achtige doembeelden. Een juryclubje versteent de boel en brengt volgens mij levensgrote gevaren met zich mee. Want wie zou recht spreken over wie? En waar haalt de rechter het recht vandaan?

Agenda
Daarbij heeft de opstelster van de brief, Grace Schireson, een nogal doorzichtige dubbele agenda. Nogmaals, heel goed dat we ons uitspreken tegen misbruik. Maar lees het HuffPost artikel. Ze zijn onder de indruk. De journalist vindt ’t prachtig dat er wel negentig leraren stelling nemen. Schireson wordt uitvoerig gequote. Ze wordt op geen enkele manier kritisch bevraagd, bijvoorbeeld over de rol en positie die ze zelf aan- respectievelijk inneemt binnen het zenwereldje, of over de oplossingsrichting die ze in de brief voorstelt.

Zo krijgt ze wat ze werkelijk wil. In zekere zin gebruikt ze misbruik. Hoe nobel het doel ook, de brief van Schireson is primair een staaltje sociale wenselijkheid en persoonlijke PR. Ze is zelf ook zenleraar, en maar wat verguld met haar speciale status. Die probeert ze met deze brief te versterken.

Met een paar senior studenten van m’n inmiddels overleden zenmeester Fukushima Roshi heb ik een tijdje geleden met Schireson gecorrespondeerd over haar claim dat ze door Fukushima ‘geautoriseerd’ was. Ze was een paar keer een weekend in het klooster geweest… Het laatste wat ze voor zichzelf zou willen is een einde aan ‘the idealization of the teacher’s status’. In die zin is ze de verkeerde persoon op de verkeerde plek. Veelzeggend is dat Kobutsu Malone, die al veel langer een grote rol speelt in het openbaar maken van misbruik door zenleraren (zie The Shimano Archive en The Sasaki Archive), niet bij de ondertekenaars van de brief is.

Ik hoop niet dat we ooit geregeerd gaan worden door Schireson en consorten. Over het Nederlandse equivalent, de Dharma Advies Raad bij de BUN, denk ik hetzelfde. Ik laat m’n gewoonlijke boutade maar even achterwege.

Zen at War
In het Facebook-vervolg op dit bericht postte iemand een oud artikel uit Trouw, ‘Westerse zen heeft verlichting nodig’. Dat gaat over de opstelling van zenmeesters in de Tweede Wereldoorlog. Opnieuw is het onderwerp heel relevant. Het is nodig dat dit expliciet wordt benoemd en dat we hiervan sterk doordrongen zijn. Maar opnieuw is het inhoudelijk niet best. De karikaturen over zen vliegen je om de oren (‘in zen is geen onderscheid tussen goed en kwaad’ en ‘in zen moet je je denken loslaten’). De conclusies zijn daarom, vind ik, gratuit en ééndimensionaal. (‘Elke leer die volgelingen oproept hun individualiteit los te laten verdient diep wantrouwen. De aanhangers lopen altijd het gevaar in een moreel moeras te belanden.’)

Te zeggen dat de oorzaak van de misstanden in zen ligt in het irrationele karakter ervan, is de plank mis. Wat is dan de oorzaak van misstanden en misbruik in andere contexten? Volgens mij is het simpelweg macht. Als je het nirvana wilt bereiken, moet je met de meester naar bed. En als je in Italië als vrouw iets wilt bij de tv, moet je eerst een paar omroepbaasjes pijpen. Zelfde principe. Om over de katholieke kerk maar te zwijgen, net als ze dat zelf decennia- of eeuwenlang gedaan heeft. Macht corrumpeert op heel veel vlakken.

Ethiek
Het wordt hoog tijd dat we onderscheid gaan maken tussen de irrationaliteit uit de zen-dialogen (mondo) en koan, en het praktische, alledaagse leven. Mondo en koan hebben als doel het dóórbreken tot inzicht, het wegvallen van zelf, het realiseren van de ‘uiteindelijke werkelijkheid’ (sorry sorry voor al die woorden!!). Daarbij worden irrationele methoden gebruikt. Maar je kunt niet stellen dat zen daarom geen ethiek kent. Op het intermenselijk vlak kent zen een diepe ethiek. Dat die niet tot wasdom komt bij een deel van degenen die zeggen in de traditie te staan, zegt wat mij betreft meer over de corruptie van het individu dan over de aard van de traditie.

Om te proberen die corruptie uit te bannen met een jury van zelfbenoemde ethische kampioenen, lijkt me potsierlijk en absurd. Zen is geen Dead Teachers Society, het lééft.

 

Naschrift: Bij nog wat rondneuzen op Sweeping Zen vond ik deze alleszeggende quote van Kobutsu Malone in een comment onder de brief: ‘I would be more interested in seeing the list of people who REFUSED to sign your obsequious little letter…’. Spijker op z’n kop. Check ‘m hier. Obsequious betekent kruiperig. Moest ik opzoeken.

5 Comments

  1. Klasse, Ron! Boeddhistische leraren in Nederland (en daarbuiten) zouden er goed aan doen een voorbeeld aan je te nemen.

    Als aanvulling: boeddhisten hebben geen monopolie op psychisch, seksueel, financieel en machtsmisbruik in eigen kring. De discussie daarover gaat iedereen aan. Waarom? Iedereen kan hiervan het slachtoffer worden, ook niet-boeddhisten.

    Het is daarom goed het af en toe om te draaien: misbruikers zijn overal. Ze hebben nu ook het boeddhisme als ‘werkgebied’ en dekmantel ontdekt.

    Ik moedig met name niet-boeddhisten, in het bijzonder niet-boeddhistische journalisten aan zich in deze zaken te verdiepen. Misbruik komt voor, ook in Nederland, en de boeddhistische gemeenschap zelf is daartegen—net als in het buitenland—niet opgewassen.

    De Boeddhistische Unie Nederland (BUN) zelf telt teveel leraren en sangha’s met dergelijke problemen om geloofwaardig op te kunnen treden. Het ontbreekt de unie en de leden daarvoor domweg aan genoeg moed, onafhankelijkheid en relevante expertise.

    Nuchter vastgesteld: in feite zijn jonge vrouwen (maar vergeet vooral minderjarigen en jonge mannen niet) binnen de boeddhistische gemeenschap momenteel aan de goden overgeleverd.

    Goed beschouwd is de situatie een stuk ernstiger dan in de rooms katholieke kerk tijdens de jaren ’50 en ’60. Seksueel contact tussen geestelijken en degenen die aan hun zorg waren toevertrouwd was binnen die kerk in ieder geval nog taboe.

    De boeddhistische gemeenschap, echter, telt echter enkele grotere sangha’s die seksueel contact tussen boeddhistische geestelijken en hun leerlingen dienstbaar achten aan het streven naar verlichting: Rigpa, Shambhala, Triratna, bijvoorbeeld. Dit stelt seksueel misbruikers in staat hun gedrag met een beroep op de boeddhistische leer te legitimeren.

    De actuele situatie is daarom: binnen een groot deel van de Nederlands boeddhistische gemeenschap is seksueel contact tussen leraar en leerling niet taboe, maar een open discussie over seksueel misbruik van leerlingen door leraren wel.

    Hulpverleners, toezichthouders en wetenschappers hebben voor seksueel misbruik binnen de boeddhistische gemeenschap nog steeds een blinde vlek. Zij hebben amper door dat het bestaat.

    Zoals bekend vervullen de politie, het openbaar ministerie en de rechter een marginale rol in seksueel misbruikzaken. De aangiftebereidheid is daarvoor domweg te laag.

    In feite vormen openheid en (onderzoeks)journalistieke toetsing en verslaggeving voor het publiek de enige echte bescherming tegen seksueel misbruik door seksueel misbruikers die zichzelf boeddhist noemen.

    Post a Reply
    • Dankjewel Rob, goeie inhoudelijke reactie. Wel een beetje doomy, lijkt net alsof het hele boeddhisme is vergeven van misbruikers. Dat is niet zo. Hoop niet dat het mensen afschrikt om oprecht met zen aan de slag te gaan. Het is een mooie, bijzondere gewone weg.

      Post a Reply
      • Dát seksueel misbruik door boeddhistische leraren in Nederland voorkomt staat vast, maar we weten niet met zekerheid hoe vaak het tot nu toe is voorgekomen.

        Het meest acute probleem, in mijn ogen, is niet dat seksueel misbruik vaak voorkomt. Het acute probleem is dat het ieder moment kán voorkomen en dat daartegen op dit ogenblik geen enkele bescherming bestaat. Sterker, plegers van seksueel misbruik worden door sommige Nederlandse sangha’s met hun leer gelegitimeerd.

        Er is geen onafhankelijk meldpunt, hulpverleners en wetenschappers bezitten geen relevante expertise, en een belangrijk deel van de boeddhistische gemeenschap neemt tegenover seksueel misbruik en plegers van seksueel misbruik een, op zijn best gezegd, ambigue houding aan.

        Ik vraag me af welke Nederlands boeddhistische leraren en bestuurders zo’n open brief zouden durven ondertekenen.

        Nico Tydeman—denk aan Dennis Merzel o.b.a. Genpo Roshi van Big Mind?

        Han de Wit—denk aan Chögyam Trungpa en Ösel Tendzin o.b.a. Thomas Rich van Shambhala?

        Justitie-ambtenaar Varamitra o.b.a. Theo Alkemade—denk aan Sangharakshita o.b.a. Dennis Lingwood van Triratna?

        BUN-voorzitter Michael Ritman—denk aan Sogyal Rinpoche o.b.a. Sogyal Lakar van Rigpa?

        De lijst is langer, maar dit volstaat om het punt te maken.

        De ondertekenaars zullen zelf namelijk als eerste op het gedrag van hun leraren en sangha’s worden aangesproken. En terecht. Van hen mag namelijk worden verwacht dat zij in hun eigen omgeving voorkomende misstanden even openlijk problematiseren als die daarbuiten.

  2. Prima blog, dank je wel, Ron!

    Eén inhoudelijke opmerking die direct opviel:
    “Bij ‘leraren’ is een hevige, nietsontziende eerlijkheid nodig, ontvankelijkheid voor kritiek en de bereidheid om aan dingen te werken en/of conclusies te trekken over je rol en ‘positie’.”
    Dat is natuurlijk net het probleem, dat dat er NIET is. Blijkbaar kunnen we het niet aan de leraren zelf overlaten…

    Dat psychologiseren ook geen oplossing is, ben ik met je eens. Het Boeddhisme dreigt al ten onder te gaan aan zijn eigen institutionalisering (en zeker de manier waarop)…

    Openheid en in ieder geval een meldpunt; maar vooral openheid en nog eens openheid, want ik vermoed dat we vooral er moeten zijn voor de slachtoffers.

    Pikant naschrift linkje!!
    En daar gaan we dus alweer… De ego’s gaan zelfs met het thema misbruik aan de slag.

    Belangrijk blog dus.

    Post a Reply
  3. Over openheid en ‘open boeddhisme’—waar ken ik die naam toch van?—schrijft John Crook van de Western Ch’an Fellowship behartigenswaardige woorden in het artikel ‘Dangers in Devotion: Buddhist Cults and the Tasks of a Guru’:

    http://www.buddhismaustralia.org/danger.htm

    Hij beschrijft de dynamiek rondom charismatische leiders van Westers boeddhistische sangha’s als volgt:

    ‘In his book ‘Religion in the Modern world: from Cathedral to Cults’ Steve Bruce argues that contemporary religion has moved away from monasteries, churches, denominations, to a predominance of cults, usually of the type designated as ‘New Age’. Bruce is concerned primarily with Christian history but his analysis is useful here. He argues that the fragmentation of modern societies and the relativity of all ethical systems since the post-modern turn makes the institution of a widely relevant and meaningful “church” untenable. Cult, according to Bruce, is a “small loosely-knit group organised around some common themes and interests but lacking a sharply defined and exclusive belief system. Each individual member is the final authority as to what constitutes the truth or the path to salvation.” A cult “hardly has members, instead it has consumers who pick and choose those bits of the product that suits them.”

    In feite beschrijft Crook hiermee een mentaliteit, dat wil zeggen een denk- en gedragspatroon van een persoon of een sociale groep. Dat aan dit denk- en gedragspatroon aanzienlijke risico’s kleven is duidelijk:

    ‘Most cults focus on some ‘mystical’ practice that seems to be the way to salvation. It is togetherness in a self-serving practice that forms the core. Bruce does not however discuss a further dimension of the ‘cult’—that is, its leadership. When the ‘mystical’ activity is prescribed by an individual of persuasive mien he or she quickly becomes the exemplar to whom charisma is attributed by seekers who rapidly develop dependencies, since to loose the affiliation with the leader would be to abandon a project in which self-identity has become deeply involved. Cults with such leadership soon create formulae for attitudes, behaviours, rituals and relationships inevitably reflecting the character of the ‘guru’. And as a number of examples have shown this can lead to extraordinary collective action including millennial group suicide.’

    Jonestown is een extreem voorbeeld, natuurlijk. Maar Crook illustreert zijn betoog ook aan de hand van het voorbeeld van boeddhisme in het Westen:

    ‘Buddhism in the West has gone through parallel phases. An intellectual interest in Buddhism among non-Christians seeking a spiritual Humanism led to loose groupings of independent individuals exploring Buddhist ideas. As Eastern teachers, particularly Zen masters and Tibetan lamas, appeared or were invited into this scene a gradual growth in the traditional ‘Buddhist churches’ took place and today every city has its Zen or Tibetan temple and small groups of practitioners. But not all such teachers remain true to the strict discipline of the Eastern institutions to which they belonged.’

    In dat laatste zit hem de kneep. De meeste (aspirant-)boeddhisten hebben geen flauw idee tot welke gedragsregels hun leraren traditioneel gehouden zijn. Welke traditionele feedback-mechanismen bestaan die helpen voorkomen dat leraren ontsporen. Hun leraar doet maar wat, en zij geloven maar wat. Dat is vragen om ongelukken. Ook hier kan openheid verschil maken: er valt een wereld te winnen door de traditionele waarborgen tegen allerlei vormen van misbruik te inzichtelijk te maken.

    Niet dat dit genoeg is: ik kom steeds meer tot de vaststelling dat sociale en politieke filosofie de achilleshiel van het boeddhisme vormen. Juist in de omgang met ‘macht’—meer dan lust de katalysator van iedere vorm van misbruik—hebben boeddhisten een enorme achterstand op de westerse ideeëngeschiedenis. Wie hieraan twijfelt moet het democratische gehalte van traditioneel boeddhistische landen maar eens bestuderen. Wie denkt dat boeddhisten op dit vlak de wijsheid in pacht hebben heeft een gaatje in zijn hoofd. Maar dat is weer een ander onderwerp.

    Post a Reply

Submit a Comment

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

thirty seven − = thirty five

wordpress analytics